Wat bewaar je nou in je binnenzak
als je geen portemonnee of mobieltje hebt, maar alleen maar informatie? Juist,
de originele informatie. Dus in de celkern zit het DNA. En het DNA bevat alle informatie over hoe de cel, maar ook de
cellen erom heen er moeten uitzien en wat ze moeten doen. Dat is heel veel
informatie, een hele lange sliert, dus als we de informatie niet nodig hebben,
dan rollen we die lekker op, zodat het wat kleiner is en minder ruimte inneemt.
En om zeker te zijn dat we de informatie altijd kunnen vinden, zorgen we er
voor dat het DNA niet uit de kern kan.
Ooit gezien hoe een computer
communiceert? Of elk willekeurig elektrisch apparaat? Met 1tjes en 0tjes. Door
een heleboel vragen standaard achter elkaar te stellen en de antwoorden als ja
(=1) of nee (=0) op te schrijven, kun je heel wat informatie kwijt in beperkte
ruimte. Nu is dit nog steeds niet genoeg voor alle informatie die een cel kan
hebben, dus slaat de cel de informatie op in 4 antwoorden. A, C, G en T, de basen (of nucleotiden). Dan krijg je dus een ontzettend lange streng van
deze basen achter elkaar. Om het een beetje steviger te maken, kan het DNA
zichzelf vasthouden. Of beter gezegd, het kan een andere streng vasthouden. Dat
doet het doordat de A en de T precies aan elkaar passen, net als de C en G. Dus
als de ene streng een bepaalde volgorde heeft, weten we precies wat de volgorde
van de complementaire streng is. De strengen passen precies op elkaar en zullen
aan elkaar blijven zitten, daarom is DNA dubbelstrengs.
Dus nu zit al onze belangrijke
informatie netjes opgeborgen in de celkernen. Alleen hoe kun je het gebruiken,
zonder dat je iets kwijt raakt of dat er wat stuk gaat? Simpel, maak een
kopietje! Dat doen je cellen ook, constant. En dat kopietje noemen we RNA. Nu zijn er veel vormen van RNA,
maar voorlopig kunnen we dat even buiten beschouwing laten. En RNA, dat mag wel
de celkern uit. Het maken van een kopietje garandeert natuurlijk niet dat je
DNA niet alsnog stuk kan, maar het maakt de kans wel kleiner! Afhankelijk van
wat de cel moet doen, maakt het dus kopietjes van bepaalde stukjes. Dat
betekent dat het DNA in elke cel van een dier of plant hetzelfde is, maar
alleen de kopietjes die gemaakt worden anders zijn. Omdat het kopietje meteen
weer weggegooid kan worden nadat het gebruikt is, hoeven we geen complementaire
streng te maken en is RNA enkelstrengs.
Voordeel is dan ook dat RNA minder stabiel is en na verloop van tijd uit elkaar
zal vallen (niet dat er geen opruimertjes zijn in je cel).
Nu is de natuur niet dom, maar
wel lui (of efficiënt zoals we dat liever noemen). Als je verschillende dingen
wilt maken, die wel op elkaar lijken, hoef je daar geen verschillende
beschrijvingen van te maken, je hoeft alleen maar te vertellen welke stukjes je
aan elkaar moet plakken. Knippen en plakken, inderdaad. Dus dat heeft de natuur
ook gedaan, maar in dit geval noemen we dat alternative splicing. Nog een probleempje om op te lossen, wat als
er een dingetje is waar je de beschrijving beslist van nodig hebt, je kunt niet
zonder. Dan is het wel erg vervelend, als er toch per ongeluk een foutje in
sluipt. De beste oplossing is dan vaak een reserve te maken. Hoeft niet perse
een kopietje te zijn, want die willen we ook niet kwijt raken, dus we maken hem
gewoon in ons DNA.
Hoe we weten of er een foutje in
zit? Daar hebben we heel slimme ribosomen
voor. Die maken het kopietje en controleren meteen of er geen foutjes inzitten.
De ribosomen controleren dus of er tegenover iedere A een T zit, tegenover
iedere C een G, iedere G een C en iedere T een A.